Een interview met Wim van Boven (deel 2)

Laatste update om 14:53 op Tuesday, 19 October

Op 27 juni werd Wim van Boven 82 jaar. Samen met Ron Mostaard kijkt Wim terug op een bijzondere periode waarin hij ook in Engeland furore maakte. Een recensent had het zelfs over een Wereldkampioen Cornetspelen.

Wim leerde spelen van zijn grootvader. Die leerde hem het instrument vast te houden en hoe je een beetje aan moest zetten. Veel leerde hij zelf totdat hij bij Theo Laanen kon gaan studeren. En dan was er nog die andere leraar: "Op het moment dat ik naar dat Nationale Solisten concours in Oxford reisde kwam ik aan op Heathrow en werd mijn naam omgeroepen. Of ik aan de telefoon kon komen. Aan de lijn was Harry Mortimer en hij nodigde me eerst bij hem thuis uit. Nadat ik met de taxi naar zijn flat in Londen was gebracht, vroeg Mortimer of ik al gegeten had. Kun je je voorstellen? De grote Harry Mortimer die voor mij in de keuken saucijzenbroodjes staat te maken? In de periode daarna, als ik naar Engeland ging, dan ging ik telkens langs en kreeg ik les van hem. Daar leer je ontzettend veel van. Daar leerde hij mij, onder andere het 3e ventiel in combinatie met de 1e en de 2e te gebruiken."


"Ik had een goede relatie opgebouwd met Mortimer en die had Brass Band Excelsior uit Kloetinge ook wel eens gehoord op Nederlandse concoursen waar hij jurylid was. Hij opperde het idee om mee te doen aan de Nationals in Londen. Ik ben de correspondentie aangegaan met Vaughan Morris, de organisator van het concours. Met succes. Toen zijn wij als 'boertjes' uit Zeeland, we hadden zelfs nog een ventieltrombone en een Corhoorn, kun je nagaan, in 1969 naar Londen gegaan. Kloetinge is daarmee de enige band van het vaste land die ooit heeft deelgenomen aan de Nationals. Er waren naar ik meen 26 bands, we eindigden als 23e, dus we waren niet eens de laatste. Het mooie was wel High Peak werd toen gespeeld, op de laatste NBK was dat het verplichte werk voor de 1e divisie. Er zitten mooie solo momenten in voor de cornet en in het verslag stond de prestatie van de principal cornet apart vermeld. Kloetinge is dus de enige niet Britse band geweest die aan de Nationals heeft deel genomen. En ik was de enige niet Brit die aan dat nationale solistenconcours heeft deelgenomen. Dat is toch ook wel een unicum?"

Heeft het idee van professional worden je altijd aangetrokken?
"Nou ja, weet je, als je veel in de studio's komt als solist, dan gaat het leven en het was mijn leven. Ik vind het geweldig om voor een orkest te staan en te soleren. Ik heb daar ook geen moeite mee. Natuurlijk heb je wel eens spanning, maar ik heb in de grootste zalen gespeeld. Uiteindelijk ben ik professional geworden. En heb ik o.a. in de Amsterdamse Politie Kapel gespeeld tot deze weg werd bezuinigd. Als je als amateur in een vakorkest komt dan denk je dat je een aardig stukje kunt spelen, nou vergeet het maar, dat is een heel ander leven. Je krijgt een lap muziek voor je, dat is ’s morgens op de repetitie en ’s middags of ’s avonds speel je dat al ergens, zo snel gaat dat. In de Amsterdamse Politiekapel was het ook zo, ik was de enige cornettist, de anderen waren allemaal trompettisten. Ik had prachtige partijen samen met de hobo, met de fluit, met de solo klarinet. Het waren arrangementen die ze bij de Engelse Military Bands gebruiken en dat is toch een soort brassband waar hout omheen zit. Wij speelden heel veel arrangementen van Percy Grainger, dat was geweldig voor de cornet."

"Ik heb alles beleefd wat er te beleven valt. Op hoog niveau. Maar ik werd ook geconfronteerd met persoonlijke omstandigheden. Mijn vrouw werd ziek en is uiteindelijk overleden. Ook ben ik toen door een dom ongeluk het zicht uit mijn linker oog kwijtgeraakt. En dan kom je in een andere levensfase terecht. Dan is de muziek en alles wat er om heen zit niet meer belangrijk. Dan is alleen dat leven belangrijk en als die fase dan voorbij is en je bent weer wat opgekrabbeld dan ga je toch wat meer relativeren."

Als je nu naar brassbands luistert, is er dan een verschil met 30, 40, 50 jaar geleden?
"Jazeker, toen de brassbands in Nederland opkwamen hing iedereen aan de radio om de Engelsen te horen. Die specifieke brassbandklank van de jaren ‘50, ‘60 en ’70, ja, dat was geweldig! Dat is toch langzaamaan veranderd, ook door de componisten. Ik heb het idee dat het tegenwoordig moeilijk moet zijn en ze schrijven vaak gezochte dingen. Maar het mooie, dat melodische dat in die tijd aan de orde was, hoor je minder. Luister maar eens naar die oude lp’s. Als ik tegenwoordig op het Nederlands Kampioenschap zit, wat ze daar doen, qua techniek en zo, daar heb ik zeker respect voor, maar om het altijd mooi te vinden, dat is wat anders. Het is wel knap. Maar mijn gevoelens liggen dan nog meer in die oude jaren van rond de ’50 tot half ’70. Dat vind ik de mooiste tijd voor wat betreft de klankkleur van de brassband."

"Je hebt in Engeland al een brassbandcultuur van meer dan 150 jaar en zoals de beroemde dirigent Geoffrey Brand eens zei: brassband is a way of life. Als kind in Engeland krijg je dat al helemaal mee, want er zijn haast geen harmonie orkesten, het is allemaal brassband. Hoe het ontstaan is vanuit de kolenmijnen, dat de mensen moesten blazen vanwege de longen, en dat er saamhorigheid moest zijn. Black Dyke Mills was een wolfabriek. Die hele geschiedenis, ook Whitfriday. Het is mijn opinie dat als je brassbandmuziek wil spelen en je weet niets van die cultuur af of je hebt je er nooit echt in verdiept, dan vind ik dat je wat mist. Ik hoor tegenwoordig geweldige muzikanten in de brassbands. Ze spelen alle noten, maar wat weten ze nu eigenlijk van de achtergrond? En hoe je dat stuk dus moet spelen? Hoe de Engelsen dat zouden doen?"

Heeft het ook te maken met de instrumenten die tegenwoordig gebruikt worden?
"Dat zal best. Mijn eerste cornetje, dat was er eentje uit de kast waarvan de ventielen nog vast zaten. Het was een Schenkelaar. Zo ging dat in die tijd. Later kreeg ik een franse Couesnon, dat was een mooie cornet. In Kloetinge speelden ze op Besson, New Standard, daar speelde de topbands ook op. Kort daarna kwam de International en daar heb ik heel veel solowerk op gedaan. En daarna de Sovereign. Ik kan nog steeds horen wat ik op de Sovereign heb gespeeld en wat op die andere instrumenten. Voor Courtois heb ik de Bandmaster cornet nog ontworpen. Tegenwoordig gebruiken ze natuurlijk andere materialen en als je een Besson International nu in de band zou zetten, dan hoor je die niet. Het had een medium boring en als je die allemaal hebt, dan is het goed. Maar tegenwoordig is het allemaal large boring. Op zo’n oudere cornet zou je nog solistisch werk kunnen doen, maar het mengt niet meer in een band en heeft ook minder draagkracht."

Is dat ook de reden dat de bands tegenwoordig zo ongelofelijk hard kunnen spelen?
"Ja. Ik vind dat niet mooi. Huug Steketee, oud 1e trompettist / cornettist van het Residentie-orkest, kreeg zijn eerste lessen op cornet van mij en wij delen dat gevoel. Ook hij kan het niet mooi vinden en verlangt, samen met ons wat ouderen naar de klankkleur van die tijd waar iedereen zo gek van was. De warmte die er in zat!

Een paar jaar geleden was ik in Huddersfield bij Black Dyke op een repetitie en daar speelden ze een stuk van Philip Wilby met een koor van 200 man. Het was allemaal zo hard! En die jongens kunnen wel blazen, die kunnen ook heel mooi en heel zacht spelen, maar de muziek is toch wel veranderd. De mooiste concerten van Black Dyke zijn toch nog altijd die, waarin ze de sfeer van die oude jaren naar boven roepen. Vind ik hoor, het is een persoonlijke mening."


Wat waren je sterke punten? Waaraan kunnen we je herkennen?
"Ik heb een goede klank en het juiste vibrato, misschien wel door mijn Zeeuwse accent en een flexibele techniek, maar mijn sterke punt is denk ik dat het me lukt om het op het podium steeds zo te brengen zoals ik het voel. Met veel muzikaliteit en emotie. Als ik tijdens de eerste maten op het podium kippenvel krijg dan weet ik dat het goed zit."

Je speelt nog steeds, wat studeer je, wat doe je?
"Arban is voor mij de Bijbel van de koperblazers. Ook probeer ik de solo’s die ik vroeger speelde nog bij te houden. Vaak studeer ik nog 2x daags. Er was een tijd dat 6 uur blazen op een dag voor mij gewoon was, maar dat is natuurlijk verandert. Wil je tot de top behoren, dan moet je minstens 3 tot 4 uur per dag achter je instrument zitten. Voor mij is dat nooit belastend geweest. Wanneer je het moet combineren met een gewone baan, dan is het zwaar en bijna niet om te doen." "Ik speel tegenwoordig op een Van Laar. Gebouwd naar mijn wensen door de bekende maker van de beroemde bugel. Hij maakt naast de mooie bugel en trompet nu ook een fantastische cornet. Ik heb, met respect voor de verenigingen, niet meer de behoefte om wekelijks te repeteren voor dat ene concours. Dat heb ik allemaal gehad en daar was ik toen blij mee en als ik het over zou moeten doen, deed ik het weer precies hetzelfde. Nu, als ik af en toe eens met vrienden wat kan spelen, en 1 of 2 keer per jaar kan soleren ergens, dan vind ik dat ook leuk. Vorig jaar was ik op vakantie op Walcheren en heb toen een repetitie meegemaakt in Westkapelle. Ik had nog nooit van mijn leven tweede cornet gespeeld! Dat was pas een ervaring!