NBK 2023: Vincent Verhage blikt vooruit

Laatste update om 12:36 op Thursday, 26 October

Vincent Verhage is één van de meest ervaren dirigenten in de eerste divisie. Anderhalve week voor de NBK vertelt hij aan CU Brass over de voorbereiding van Brassband Amersfoort en het verplichte werk in de eerste divisie van dit jaar: "Afterlife" van de Belg Stijn Aertgeerts.

Wat was uw eerste indruk van het stuk "Afterlife"? Zijn er bepaalde elementen die meteen uw aandacht trokken?
"Het Dies Irae thema heeft mij persoonlijk eigenlijk altijd wel aangetrokken. In 2004 ben ik als euphoniumspeler een jaar mee geweest met het JON, waar onder andere de Symphonie fantastique van Hector Berlioz gespeeld werd. Los van het feit dat het euphonium (eigenlijk de ophicleïde) pas in deel 4 en 5 wat te doen krijgt, vond ik dit persoonlijk ook de tofste delen. Gaaf dus om een stuk te mogen doen wat gebaseerd is op een werk waar je goede herinneringen aan hebt."

Hoe beschrijft u de uitdagingen die "Afterlife" met zich meebrengt voor zowel het orkest als de dirigent? Zijn er specifieke technische of muzikale moeilijkheden?
“Afterlife heeft eigenlijk alles wat een goede testpiece nodig heeft, technisch uitdagende hoekdelen, met uitdagende solistische passages, en een prachtig middendeel. Ik moet zeggen dat dit echt een werk is dat tot mijn favorieten behoort van de afgelopen NBK's. Ik denk dat de sectieprijs goed gekozen is voor de 1e divisie. De slagwerkpartijen zijn erg moeilijk, maar voegen wel veel toe aan het stuk. Verder is het in mijn ogen de kunst om het middendeel ontzettend mooi in elkaar te laten vloeien. Stijn heeft (of het bewust is of niet, maar ik denk van wel)in het hele middendeel één tempoaanduiding neergezet (Kwart = 72), dus dat schept alle ruimte voor een eigen, wat vrije interpretatie. Ik verwacht dat dit gegeven in de acht uitvoeringen wel wat verschillen gaat opleveren dit jaar. Ik heb dan ook wel een spreekwoordelijke nacht wakker gelegen over hoe lang.”

De componist, Stijn Aertgeerts, heeft het Dies Irae-motief als basis gebruikt. Hoe beïnvloedt dit motief de sfeer en emotie van het stuk? Zijn er bepaalde momenten waarop u dit motief opmerkt?
"Het motief is zowel in zijn geheel te horen in vol ornaat in de lage kant, (net als bij Berlioz overigens) maar wordt het hele stuk gebruikt, zowel als bouwsteen van het openingsakkoord, als in de eerste zin als klankgordijn in het melodisch slagwerk. Vooral de buisklokken hebben hierbij een belangrijke rol. Niet heel gek, want de klokken in het vijfde deel van Berlioz zijn ook de voorbode van het Dies Irae Thema. Het motief wordt ook omgekeerd gebruikt in de bugel solo op V en later in de solocornetten."

Het stuk lijkt verschillende emoties en thema's te verkennen, variërend van angst en paniek tot hoop en liefde. Hoe vertaalt u deze emoties en thema's in uw uitvoering?
“Het is een goed geschreven werk, dus als we in de snelle delen spelen wat er staat komen die emoties eigenlijk vanzelf tot hun recht. Per gedeelte is het natuurlijk wel bijschaven in speelmanieren om alle details en lagen hoorbaar te krijgen. Vooral lichtheid in de snelle delen, en kleine bijsturingen in de balans.”

Zijn er specifieke interpretatieve keuzes die u hebt gemaakt als dirigent om de complexe structuren en emoties in "Afterlife" over te brengen?
"Er zijn een aantal plekken in het werk waar een viertal lagen op elkaar liggen die hoorbaar moeten zijn. Daar zit wel wat tijd en werk in om alles zo goed mogelijk hoorbaar te krijgen. Zeker in de zaal van Tivoli-Vredenburg is dat een uitdaging en zul je als dirigent toch wel duidelijke keuzes moeten maken waar de prioriteit ligt en waar iets minder. In het middendeel zit in mijn ogen de uitdaging om de passages zo vloeiend mogelijk in elkaar over te laten lopen, zodat het echt één geheel is en veel rust uitstraalt.”

Het werk opent met een chaotische en atonale weergave van het Dies Irae. Hoe heeft uw band de complexe harmonieën en dissonanties in dit deel aangepakt?
"Ik heb eerst de bassen, trombones, euphoniums en tweede baritons laten spelen. Dat zijn in principe mooie drieklanken. Die heb ik als basis gepakt, zodat de overige instrumenten hun noten erin kunnen zetten. Dat heb ik een aantal keer langzaam gedaan en de balans knapt snel genoeg op.”

In het snelle deel wordt een verkorte versie van het thema afwisselend gehoord in verschillende instrumentgroepen. Hoe heeft u de balans en samenwerking tussen deze groepen aangepakt?
“De componist maakt duidelijk onderscheid tussen MF en MP dynamiek. Die balans probeer ik dan ook te maken. In mijn ogen heeft die dynamiek alleen betrekking op het achtste met het accent. Alle andere achtsten zet ik zachter neer om de transparantie zo goed mogelijk te krijgen.”

Hoe heeft u als dirigent de opbouw naar de climax in de slotfase van "Afterlife" aangepakt? Zijn er specifieke aanwijzingen die u uw band hebt gegeven om de intensiteit te vergroten?
“Niet zozeer. Ik denk dat iedere dirigent net als ik tijdens zijn repetities wel meer dan eens heeft geroepen om het crescendo uit te stellen (zeker in de lange noten) zodat alle details hoorbaar zullen blijven. Verder qua instuderen heb ik vrij vroeg in het proces al achterstevoren de tempi gezet. 494 is 160, dan gestart op 496 (kwart = 152), enzovoorts. Zodat de band ijkpunten gaat krijgen hoe snel ze waar ongeveer moeten zijn. Dat geeft wel snel wat kaders aan de band. En verder is de communicatie tussen mij en de slagwerkers bepalend in hoeverre we de blazers gaan opjutten.”

In voorbereiding op de NBK is Brassband Amersfoort nog te beluisteren tijdens het mini-NBK op zaterdag 28 oktober in Schoonhoven.