In gesprek met Luc Vertommen (deel 3)

Laatste update om 06:03 op Monday, 30 April

Op 21 december kondigde Luc Vertommen zijn ontslag aan bij Brassband Buizingen. Aan de samenwerking van maar liefst 25 jaar was plotseling een einde gekomen. Reden voor CUBrass om hem op te zoeken op zijn werkplek bij de Academie in Deurne. Vertommen is openhartig over zijn beweegredenen, daarover leest u in het eerste deel. In deel twee beschrijft hij de groei van de brassbandcultuur in Noord-Frankrijk. In dit laatste artikel deelt hij zijn denkbeelden over de belangrijke voorwaarden voor het behoud van kwalitatief goede orkesten.

Kwaliteit moet je toetsen
Er is duidelijk sprake van een positieve ontwikkeling rond brassbands in Noord-Frankrijk. Hoe is dat in België? Waarom zien we zo weinig bands in de lagere afdelingen op het Belgisch Kampioenschap?

“In Nederland hebben jullie het NBK en jullie hebben ook bondsconcoursen. We hebben in Vlaanderen de Nationale Kampioenschappen en toernooien waar brassbands, harmonie-orkesten en fanfares per provincie aan deelnemen. Daar moest je als orkest om de vier jaar naar toe en daarmee kreeg je een jaarlijkse vaste subsidie. De politiek heeft inmiddels het niveau van onze provincies afgeschaft en alle persoonsgebonden materie waaronder cultuur wordt in de toekomst overgebracht naar een ander niveau. De provinciale toernooien bestaan vanaf dit jaar niet meer. Een enorm verlies voor de kwaliteitsbewaking van die orkesten, want sommige van die orkesten gingen wel naar die toernooien, maar niet naar het Nationale Kampioenschap van Vlamo." 

"Ik vind zowel in Vlaanderen als in Nederland dat het voor de kwaliteit goed zou zijn als de federaties de orkesten verplichten deel te nemen aan een soort concours waar subsidiegeld aan gelinkt is. Anders kunnen ze de federaties beter afschaffen als ze hun rol om de kwaliteit te bewaken voor alle orkesten onvoldoende waarmaken. Orkesten hebben dat nodig en de federaties zouden de opdracht moeten hebben om een concours te organiseren waar orkesten komen om zich met elkaar te meten. Dat hoeven niet dezelfde soort orkesten en hetzelfde type wedstrijden te zijn, maar het moeten wel plaatsen zijn waar orkesten en muzikanten naar elkaar luisteren en daarvoor een evaluatie en een beloning voor hun werk krijgen."

"Ik vind dat federaties meer moeten luisteren naar de basis en mensen uit die basis die kennis van zaken hebben ontwikkeld. In sommige landen gebeurt dat, maar in andere landen leidt een federatie een eigen leven en wordt er (te) weinig ontwikkeld. Er zijn relatief weinig brassbands in de lagere afdelingen in Vlaanderen. Nederland heeft daarentegen veel en geweldig goede bands in de lagere divisies met meer brassbandfeeling. We hebben dat in Vlaanderen in het verleden ook nooit zo uitgebreid gehad en het heeft zich ook niet ontwikkeld de laatste decennia. Wij hebben sommige bands die zeer goed zijn, maar dat zijn soms ook de orkesten waar je muzikanten tegenkomt die ook in de kampioensdivisie actief zijn."

"Ik heb de laatste twee jaar zelf als muzikant met een leuke band meegespeeld uit een lagere divisie en dat wedstrijdgebeuren is eigenlijk een zeer trieste bedoeling. Je moet dan met je orkest optreden, je hebt er hard voor geoefend en je stapt een vrijwel lege zaal binnen. Op familiefeesten is meer publiek dus dat concept zit niet goed."

Kwaliteit moet je ontwikkelen ook buiten de wedstrijd
"Je moet buiten de kampioenschappen ook je orkest ontwikkelen. Je moet muziek kunnen maken en heel veel verschillende dingen doen. Ik ben toch wel jaloers op enkele van de Britse toppers die zo vaak samen op een podium zitten en zoveel muzikaal interessante dingen doen. Je moet componisten opdrachten geven dat maakt het voor een muzikant ook geweldig interessant. Denk daarbij ook vooral aan jonge componisten. Als zij iets voor symfonisch orkest schrijven is de kans dat het gespeeld wordt nul of maximaal één keer. Doe dat met een brassband en het wordt gespeeld en het wordt goed en veel gespeeld. Ik heb daar alleen maar goede ervaringen mee gehad zowel in Buizingen als in al mijn andere orkesten. Ik heb het altijd een geweldige eer en een muzikaal feest gevonden om te mogen samenwerken met componisten als Johan Evenepoel, Tom Davoren (foto 2e van links), Nigel Clarke, Edward Gregson, Peter Graham en Martin Ellerby."

 "Als dirigent moet je muzikaal kunnen blijven inspireren.”

 Werkpunten
“In de brassbandwereld zijn er grote verschillen, maar ook veel overeenkomsten. De werkpunten die je ziet zijn eigenlijk overal opvallend gelijk. Je kunt heel veel van elkaar leren, maar dan moet je wel de oogkleppen af doen en om je heen durven kijken. Er gebeurt enorm veel en ik denk dat media zoals CUBrass je blik op die wereld openen, maar veel mensen zien dat niet. Ook komen ze nooit meer achter hun computerscherm vandaan. Veel Belgen hebben de sfeer op het NBK of in Frankrijk nog nooit geproefd.”

Mag je zo ook de zaal in Heist-op-den-Berg als een werkpunt zien? 

“Dat is de zaal die de Vlaamse Amateur Organisatie voor ons uitpikt, punt uit. Mochten ze het kampioenschap in de parochiezaal van Genoelselderen organiseren ging ik er nog naar toe, maar veel uitstraling heeft Cultuurcentrum Zwaneberg in Heist-op-den-Berg uiteraard niet. In het buitenland kent niemand die ‘berg’. Het is fantastisch dat er kampioenschappen zijn in de Royal Albert Hall en de Symphony Hall, in de Stravinsky Hall in Montreux of in Tivoli-Vredenburg in Utrecht. Het Cultuurcentrum Zwaneberg moet ik in het buitenland toch wel even uitleggen. De federatie kiest daarvoor en ze zullen ze daar hun redenen voor hebben, maar we hebben wel betere zalen in Vlaanderen. Het is jammer dat er niet meer publiek is zoals in Utrecht of voorheen in Groningen. Dan zou ik het superleuk vinden om als brassband naar zo’n concours te gaan (ook met een band in de lagere afdelingen) en dan denk ik dat een band zich ook enorm kan ontwikkelen. Laten dat nu net twee dingen zijn die in Vlaanderen een beetje beter kunnen. Ik vind als je een nationale federatie bent dat je een verzameling van de beste koperblazers van het allerhoogste niveau in een schitterende zaal moet stoppen."

Uit de box geklapt
"Geef ze naast zo’n mooie concertzaal ook nog een zeer goed stuk, een nieuw verplicht werk. Niet zo’n stuk waarvan iedereen 25 keer naar een opname kan luisteren en op een filmpje kan zien hoe een muzikaal probleem wordt opgelost. Geef ze dan als derde factor nog drie zeer competente mensen om te beoordelen en je hebt een perfect plaatje. Je ziet en hoort soms dingen en je mag nooit ‘uit de box klappen", maar je maakt soms wel wat mee als je met drie mensen samen oordeelt. Als je met collega’s met veel ervaring en muzikale competenties werkt, is dat vaak niet zo heel moeilijk en kom je tot een goed eindresultaat.

Ik heb ook al vaak de tip gegeven om ervoor te zorgen dat de totale leeftijd van de juryleden niet boven de 150 komt. Ik zat al eens in een box waar de gezamenlijke leeftijd ver de 200 jaar ging en toen was ik nog wat jonger dan nu. Het is toch ook belangrijk dat een jongere generatie zijn stempel kan drukken op dit belangrijke onderdeel van onze brassbandbeweging. Een 30-ger, een 40-ger en een 50-ger samen in één box lijkt me geen gek idee (en samen zijn die nog ruim onder de 150!). 

Bij een goed evenwicht tussen de drie factoren zaal, plichtwerk en jury heb je denk ik het meeste kans op een fair resultaat.