Masterclass en recital Steven Mead Tilburg

Laatste update om 08:05 op Saturday, 25 September

Alles waar Robbert Vos zijn handen op legt lijkt als vanzelf in goud te veranderen. ‘Lijkt’, want achter dat schijnbaar vanzelfsprekende succes schuilt een keihard werkende musicus. En vooral ook een intelligente musicus, die zijn route over de glibberige wegen der professionele brassmuziek goed overdenkt en planmatig uitstippelt. 
Nog geen maand aan de slag als euphoniumdocent aan de ‘Academy for Music and Performing Arts’ van Fontys Hogescholen te Tilburg, nodigde hij euphonium-icoon Steven Mead uit om een masterclass te verzorgen voor zijn internationale klas euphoniumstudenten. “Aan de slag, dame en heren, want volgende week zullen jullie voorspelen voor een van ’s werelds groten van ons instrument”, zo zal het ongeveer in Vos’ leslokaal geklonken hebben. 

Masterclass 
Stipt om 14:00 uur stonden op 23 september vijf studenten, afkomstig uit Nederland, Spanje, Luxemburg en Slovenië, klaar voor de dingen die zouden komen gaan. Er kwam veel. Heel veel! 
In zijn inleiding sprak Steven over hoe hij als jongeling besloot professioneel euphoniumspeler te worden en welke obstakels en onbegrip hij bij zijn leraren op de middelbare school daarbij te overwinnen had. De boodschap was duidelijk: volg je hart, werk hard, geef niet op en geloof in wat je doet.  
 
Daarna sprak hij over zijn drie idolen, die heden ten dage nog steeds zijn referentie zijn als het gaat over benadering van klank, ademgebruik en interpretatie: John Clough, Lyndon Baglin en Trevor Groom. Later in de masterclass zouden deze drie namen nog regelmatig terugkeren als voorbeeld van hoe belangrijk het is voor een professional in opleiding om na te denken over een klankideaal. De belangrijkste boodschap? 
“Make every note count”. 

In dialoog met de studenten liet Steven hen nadenken over waar zij over vijf jaar zouden willen staan met hun carrière. Een vraag, waar sommigen duidelijk nog niet heel veel over nagedacht hadden. De antwoorden kwamen aarzelend en de gezichten toonden wat verbazing over de vraag. Toch zeker niet onbelangrijk, gezien de – laten we eerlijk zijn - beperkte mogelijkheden om als euphoniumspeler de kost te verdienen. De goede raad was dan ook om alle opties te verkennen en open te houden: spelen, dubbelen op trombone als je dat kunt, les geven, dirigeren als dat je gegeven is. 
Na deze inleiding was het tijd om aan de slag te gaan. Een dik uur met ademhalingsoefeningen, oefeningen in het vrij en ontspannen bewegen van het lichaam, klankoefeningen op het mondstuk, bewustwording van de opening tussen de tanden en tal van andere basisprincipes volgde. Met steeds maar weer die aandacht voor het gebruik van de adem. Het werd de studenten op de typische Mead-manier ingepeperd: ontspannen, met een vleugje humor en ondertussen keihard werken. 
“Breath like a giant” 
“Relax” 
“Don’t be afraid, it’s only air” 
“Moving air is our job; not bricks” 
Deze mantra’s zullen nog lang nagalmen in de oren van de studenten. 
Met het instrument ging het verder met het spelen van lange tonen, pedaaltonen (“our foundation”), daarna steeds hoger wordende basisfiguren. Steven vraagt of de studenten ooit gezongen hebben in een koor. Zingen levert veel op voor koperblazers: flow in de melodie, projectie van klank, resonantie van klank. Vanaf dat moment moesten de studenten eraan geloven en werd er regelmatig gezongen, waarna steevast de vertaling naar het instrument volgde. 

Toonladders in diverse articulaties, vingertechniek, open intervallen, mondhoeken, ruimte in de mondholte, tongpositie, gezichtsspieren, flexibilities, relatie tussen boven- en onderlip, klankstabiliteit, toonkwaliteit, zuiverheid, klankkleur en vele, vele zaken meer werden behandeld. 
Mentaal uitputtend. Fysiek vermoeiend. Maar de studenten hingen aan de lippen van de maestro, leerden en genoten. 
Na een korte pauze was het de beurt aan elk van de studenten om voor te spelen en een korte individuele les te krijgen. In deze sessies bleek dat Robbert Vos’ euphoniumklas zeker niet bestaat uit beginnende studenten. De stukken die werden voorgespeeld waren van de hoogste moeilijkheidsgraad en de vaardigheden en interpretaties lagen stuk voor stuk op hoog tot zeer hoog niveau. Wat een compliment voor Robbert Vos, dat spelers van dit kaliber ervoor kiezen om bij hem hun studies te vervolgen! 
Ondanks dit hoge niveau wist maestro Mead elk van de studenten toch stappen verder te helpen. Zijn ongekende repertoirekennis kwam hierbij van pas. Zijn grote arsenaal aan werkvormen voor het aanscherpen van klankvoorstellingsvermogen, technische vaardigheden en soundconcepten bewezen de studenten grote diensten. Er werd gezongen, gewerkt met metaforen, medestudenten werden tot levende ritmesectie omgetoverd om met bodypercussion hun collega op het podium te ondersteunen bij een passage in bebopstijl, er werden tonen gefloten en nog duizend dingen meer. 

Recital 
In de avond stond een recital door Steven Mead en Robbert Vos op het programma. Helaas moest Robbert onverwacht vanwege persoonlijke omstandigheden vertrekken, waardoor het programma iets korter werd. 
Met Martien Maas, uitstekend begeleider in dienst van het conservatorium, aan de piano kwam een programma tot klinken van minder bekende stukken. Minder bekend, maar stuk voor stuk prachtige werken. In zijn introducties van de werken vertelde Steven Mead dat de keuze voor deze stukken gemaakt was met de studenten in gedachten. Repertoirekennis uitbreiden, ook buiten de geijkte paden kijken, experimenten, ontdekken was de boodschap. 
Het werd een geweldige demonstratie van vakmanschap, schoonheid en vertalen van emoties en beelden naar klank. Precies zoals het overdag aan de studenten was voorgehouden. Het laatste werk zal me nog lang bijblijven: My Mountain Top van Andy Scott voor euphonium, elektronica en verteller. Geen technische hoogstandjes, maar een prachtige klankbeleving, die voelbaar emotionele beleving losmaakte in de zaal.  
Het was een bevestiging van het statement waar het de hele dag feitelijk over gegaan was. 
“Make”. “Every”. “Note”. “Count”. 

Met dank aan Hugo Verweij voor tekst en foto's